Tekst Bettine Hilbrands
Het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) organiseerde van 27 maart tot en met 7 april 2017 in haar hoofdkantoor in Wenen de zevende toetsingsconferentie van het Verdrag nucleaire veiligheid. Ginevra Delfini, coördinator beleid nucleaire veiligheid bij de ANVS, nam hier als rapporteur van een landengroep aan deel.
Het Verdrag nucleaire veiligheid trad in 1996 in werking, met als doel om na de kernongevallen in Three Miles Island en Tsjernobyl wereldwijd de nucleaire veiligheid naar een hoger niveau te tillen. De 90 landen die het verdrag hebben ondertekend, rapporteren om de drie jaar over de naleving van de bepalingen van het verdrag. De andere landen kunnen op de nationale rapporten reageren en schriftelijke vragen stellen, die ook schriftelijk moeten worden beantwoord. Na deze ronde volgt de tweewekelijkse conferentie in Wenen, waarin de landen hun rapport presenteren. Dit jaar waren hier zo’n 80 landen bij aanwezig, dat is meer dan in andere jaren. ‘De president van de review meeting had daar ook echt een speerpunt van gemaakt’, vertelt Delfini. ‘Hij had naar alle landen een brief gestuurd om ze te herinneren aan de verplichting uit het verdrag om actief aan de conferentie deel te nemen.’
Discussie
Tijdens de conferentie vergaderden de landen in zeven groepen van elk elf tot dertien landen, met per groep een voorzitter, een vicevoorzitter, een coördinator en een rapporteur. De plaatsvervangend directeur van de ANVS Marco Brugmans was voorzitter van één van de landengroepen en Ginevra Delfini was rapporteur bij een andere groep. Tijdens deze conferentie is voor het eerst per land een Country Review Report vastgesteld, waarin onder andere de aan het betreffende land toegekende uitdagingen, aanbevelingen, goede prestaties en goede praktijken zijn vermeld. Delfini had als rapporteur de taak om deze rapporten van te voren voor de elf landen in haar groep voor te bereiden en ze vervolgens af te maken aan de hand van de vragen en de discussie in de landengroep.
Veiligheid
Hoe wordt er tegen Nederland aangekeken als het gaat om nucleaire veiligheid? Volgens Delfini doen we het internationaal over het algemeen goed. ‘Nederland heeft een klein nucleair programma met maar één kerncentrale, maar is internationaal toch erg actief.’ De kerncentrale Borssele heeft in het buitenland qua veiligheid een goede naam. Delfini: ‘De tienjaarlijkse evaluaties worden uitgevoerd sinds de jaren ’80 en hebben geleid tot forse aanpassingen, waardoor de kerncentrale steeds veiliger is geworden. Voorbeelden van maatregelen die in het kader van de tienjaarlijkse evaluatie in het verleden zijn geïmplementeerd, zijn de installatie van waterstofrecombinatoren, die het risico op explosies door waterstof teniet doen, en het onderbrengen van veiligheidsystemen in speciale bunkers, bestand tegen allerlei externe invloeden zoals aardbevingen en overstromingen. In de kerncentrale Borssele waren de recombinatoren en de bunker al in de jaren ’90 geïnstalleerd. In de kerncentrale in Fukushima was dat niet het geval. Internationaal worden deze maatregelen zeer gewaardeerd.’
Meer informatie:
Rapport voor de zevende internationale toetsingsconferentie Verdrag Nucleaire Veiligheid